Oorlogsmuziek voorspelt Songfestival-winnaar

Het is de zomer van 2010 als – vanwege het beëindigen van de missie – de stekkers uit Uruzgan FM worden getrokken, een zender die vier jaar lang Kamp Holland met Nederland verbindt. Enkele maanden later bestormen dj’s Tony Junior en Nicolas Nox de hitlijsten met het nummer ‘Wie is Loesje’. Dat het origineel – van het swingende orkest The Ramblers – tijdens de Tweede Wereldoorlog was gemaakt en dit orkest was vernederd door de Duitsers, vond niemand ongepast. Weer een paar maanden later start de Arabische Lente. Binnen de kortste keren gaat een video viraal van een kolkende menigte die zingt dat Bashar al-Assad moet aftreden. Over de artiest van het nummer ‘Yalla Erhal Ya Bashar’ doen verschillende verhalen de rondte; het verhaal met de meest positieve uitkomst is dat hij is gevlucht naar Europa. In een paar maanden geeft een blik op de hitlijsten, radio en online video’s een aardig beeld van de tijdsgeest. Dat is niet nieuw: van protesterende punkers in crisistijd tot hedonistische dansers in zorgeloze tijden, het is bekend dat muziek een illustratie vormt voor de tijd waarin we leven. Juist in oorlogstijd.

Bij oorlogsmuziek wordt vaak direct gedacht aan protestmuziek. Bob Dylan, de vader van de protestmuziek, schreef in 1963 ‘Masters of War’ en zijn Nederlandse evenknie, Boudewijn de Groot, protesteerde enkele jaren later met ‘Welterusten meneer de president’ (1966) – een aanklacht tegen president Johnson. Met ‘What’s Going On’ (1971) maakte Marvin Gaye daarna ook een typische protestplaat over de oorlog. Het is slechts een kleine greep uit de protestmuziek in oorlogstijd. Wat politici of journalisten vaak niet lukt in oorlogstijd, door gebrek aan vertrouwen of vanwege het feit dat consumenten in oorlogstijd het nieuws mijden, kunnen artiesten wel bereiken, namelijk dat argeloze burgers (andere) informatie tot zich krijgen.

Er was tijdens de Koude Oorlog overigens niet alleen protest. Er waren ook beschrijvende liedjes die duiding gaven over de tijd. In ‘De Bom’ (1982) vertelde Doe Maar dat je, in het licht van de oorlog, meer in elkaar moet investeren. John Lennon had eerder al verschillende oorlogsliedjes uitgebracht, zoals ‘Give Peace a Chance’ (1969) of ‘Back in the U.S.S.R.’ (1968, met The Beatles). Ook klassiekers als ‘Vamos a la playa’, ’99 Luftballons’, ‘Heroes’ en ‘Vluchten kan niet meer’ kunnen worden gezien als typische oorlogsmuziek – zonder dat er groot protest hoorbaar was. Het tijdsbeeld werd nóg vollediger toen er ook muziek kwam dat de vijand een gezicht gaf, zoals ‘Russians’ (van Sting, 1985) en ‘Leningrad’ (van Billy Joel, 1989).

Muzikale oplevingen in de huidige oorlog, gaan vooral over het boycotten ervan. Russische artiesten worden geboycot in Europa en in Rusland wordt niet-Russische muziek gecanceld. Rammstein downloaden is daar verboden, de band Pornofilmy werd geboycot en toen de Rus Lubimov tijdens een concert in Moskou een nummer speelde van een Oekraïense pianist, werd hij direct opgepakt.

Veel muziek die wél tot ons kwam, kwam van pianisten. We zagen een pianiste die Chopin speelde in haar verwoeste huis en pianisten die voor de deur van het Operagebouw Verdi speelden omdat hun voorstellingen waren geannuleerd. Ook Europese pianisten snelden naar grensgebieden, onder andere Davide Martello – na Bataclan uitgegroeid tot popster omdat hij daar Imagine vertolkte – om de vluchtelingen te verwelkomen. Tevens veel gedeeld werd een meisje dat vanuit een schuilkelder ‘Let it go’ zong, U2 die optrad in het metrostation van Kiev of violisten die apart van elkaar samenspeelden. ‘Another Love’ van Tom Odell werd een bescheiden TikTok-hitje en de oude rockers van Pink Floyd brachten ‘Hey, Hey, Rise Up’ uit, samen met de zanger van de Oekraïense band Boombox. Het wist de hitlijsten allemaal niet te veroveren; het zorgde hooguit voor een glimlach op ons gezicht tijdens het scrollen door de timeline.

De soundtrack van deze oorlog begint zich meer en meer af te tekenen. Vrijwel alle muziek draait om verbinding, niet om duiding of protest. Populaire artiesten lijken geen zin te hebben om hun vingers te branden aan oorlogsmuziek. Het is overigens ook ondenkbaar dat muziek in de huidige oorlog zo prominent in ons collectieve geheugen zal doordringen als tijdens de Koude Oorlog, immers: in dit streamingtijdperk is het muzieklandschap een stuk meer versnipperd en zijn artiesten daardoor minder invloedrijk.

Het is ook een realisatie dat oorlogsliedjes van toen vooral escapistisch blijken te zijn, nu we met lede ogen toezien dat we oorlog blijven voeren. Maar mensen blijven op zoek naar verbroedering, getuige het feit dat we vaak het Oekraïense volkslied voorbij zien komen of de genoemde voorbeelden gretig delen op sociale media. Dat zorgt immers ook voor een beetje zelfgenoegzaamheid. Het ligt dan ook voor de hand dat we, als ultieme steunbetuiging, volgende week zaterdag die ‘douze points’ geven aan Oekraïne. Dan voelen we ons allemaal een beetje winnaar.

>>> Over muziek tijdens oorlogen is een hoop te vertellen, ik heb hier een en ander gebundeld.