Sport en muziek kunnen de politiek beïnvloeden, niet andersom

Het is zondag 16 juni als Kylian Mbappé aanschuift bij een persconferentie voor de wedstrijd Frankrijk-Oostenrijk. De sterspeler weet dat hij de gunfactor heeft; hij is geboren in een Parijse banlieue, heeft bewezen dat hij bereid is zijn status maatschappelijk in te zetten en – niet onbelangrijk – is de beste voetballer van het team. Als hij op de persconferentie een vraag krijgt over de aanstaande parlementsverkiezingen, doorgaans door een voetballer vakkundig genegeerd, gaat hij er goed voor zitten en zegt: ‘De extremen staan aan de poorten van de macht en wij kunnen het verschil maken door te gaan stemmen. We moeten ons het lot van ons land aantrekken en onze normen en waarden hooghouden: diversiteit, tolerantie en respect.’

Niet zozeer een fraai doelpunt of zijn gebroken neus, maar dit moment zorgt ervoor dat Mbappé zonder twijfel de meest besproken speler is van dit EK. Hij krijgt steun van meerdere Franse sporters, maar geen steun van de Franse voetbalbond. Jordan Bardella van Rassemblement National reageert verbolgen. Het is niet de eerste keer dat het multiculturele voetbalteam van Frankrijk lijnrecht tegenover de politiek staat; zo nam begin deze eeuw aanvoerder Marcel Desailly afstand van uitspraken van Jean-Marie Le Pen.

Frankrijk is niet het enige land waar sport wordt vermengd met politieke discussies. Onder aanvoering van Wijnaldum sprak de Nederlandse selectie zich in 2019 uit tegen racisme. In Duitsland is deze zomer ophef omdat uit onderzoek blijkt dat een vijfde van de inwoners liever een wat witter nationaal voetbalelftal zou willen. In Engeland werd – gedreven door de racistische naweeën van het vorige EK nadat donkere spelers penalty’s misten in de finale – dit jaar het nummer ‘It’s OUR team’ gelanceerd door rappers Ke4t en CreezeOn. Het klassieke ‘It’s coming home’ – doorgaans het lijflied van de Engelse supporters – is daarmee naar de achtergrond verdwenen. 

Muziek als verbindende factor in de strijd tussen sport en politiek, dat zagen we eerder. In juli 2018, een paar dagen nadat Frankrijk onder leiding van een weergaloze Mbappé wereldkampioen werd, werd het nummer ‘Ramenez la coupe a la maison’ uitgebracht. Het was gemaakt door Vegedream, een Fransman van Ivoriaanse afkomst. Het nummer werd omarmd door het publiek, getuige de nummer één in de Franse hitlijsten. In 2021 ging het echter weer mis: het officiële EK-anthem van de Franse voetbalbond werd gemaakt door Youssoupha, een Franse rapper met Congolese roots, waarna Jordan Bardella uithaalde naar de voetbalbond. 

De politieke bemoeienis met sport lijkt zich nu in Frankrijk verder te reiken dan enkel de voetbalploeg, want ook de opening van de Olympische Spelen in Parijs ligt onder vuur. Toen bekend werd dat het plan was opgevat om de in Mali geboren Franse zangeres Aya Nakamura te laten zingen tijdens de openingsceremonie, was er direct politieke consternatie. Marine Le Pen noemde de artiest vulgair. De heersende opinie was: hoe kan een niet-Française zingen over het land? Op de korte termijn legde het de zangeres geen windeieren: als reactie op de politieke bemoeienis schreef ze het nummer ‘Doggy’. Het is daardoor niet minder zorgelijk: de laatste keer dat de politiek zich bemoeide met de muziekkeuze op de Olympische Spelen was in 1936 in Berlijn, toen de officiële hymne werd aangepast tijdens wat later bekend werd als ‘nazilympics’. In 1948 werd de oude hymne weer in ere hersteld. 

Dat sporters zich met politiek bemoeien is weliswaar uniek, maar niet vreemd: het zijn immers burgers met een mening. Omwille van de risico’s van sportswashing moeten sportbonden en -toernooien er echter te allen tijde voor zorgen dat zij niet politiek worden. Politici zouden er jaloers op moeten zijn dat het sportveld doorgaans een betere afspiegeling is van de bevolking dan het parlement. Reageren op sporters of muziekkeuze is niet alleen laag, maar ook gevaarlijk.

Lees verder over muziekgebruik tijdens de Olympische Spelen.