Tweede Wereldoorlog

Popmuziek kan een podium geven aan belangrijke oorlogsgebeurtenissen. In de anti-oorlogsfilm ‘The Great Dictator’ belandt Charlie Chaplin als Joodse vluchteling tijdens de Tweede Wereldoorlog voor een mensenmassa en roept daar onder andere: “The hate of men will pass, and dictators die, and the power they took from the people will return to the people. (…) Don’t give yourselves to these unnatural men! Machine men with machine minds and machine hearts!” Paolo Nutini gebruikte deze tekst uit de speech in zijn nummer ‘Iron Sky’ (2014) – sindsdien ieder jaar door Top 2000-stemmers verkozen tot een plekje in de honderd beste nummers ooit.

Dit werd dus pas zo’n zeventig jaar na dato gemaakt. Meerdere artiesten maakten nummers of hele platen over de Tweede Wereldoorlog, zoals Pink Floyd met The Final Cut. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zelf was het orkest The Ramblers populair dankzij onder andere het nummer ‘Wie is Loesje’. Het nummer krijgt in 2010 een tweede leven dankzij de dj’s Tony Junior & Nicolas Nox, die er beats aan toevoegden. The Ramblers werden in de oorlogsjaren van alle kanten tegengewerkt: ze moesten hun bandnaam veranderen, ze moesten verplicht optreden voor de Duitse Wehrmacht, hun setlist werd gecontroleerd en het ergste van alles: hun Joodse muzikant Sal Doof werd gedeporteerd en vermoord in Sobibor. Ook in taalgebruik waren veel beperkingen: Engels was uit den boze, zelfs “jippiejee” werd verboden in liedteksten.

Beperkingen of niet, er werd volop geswingd én er was veel kleinkunst, bijvoorbeeld van Louis Davids, Lou Bandy en Jacques van Tol. De ‘Westerbork Serenade’ (1944) is een bizar liefdeslied dat zich afspeelt in Westerbork. Een typisch legernummer was ‘Wie heeft er suiker in de erwtensoep gedaan?’ (1939). Tenminste, het was een nummer over de gang van zaken in het leger. Het luistergedrag van militairen zelf veranderde tijdens de Tweede Wereldoorlog dankzij Glenn Miller en zijn Army Air Force Band. Was het eerst vooral statische muziek, tijdens de oorlog werd het nummer ‘In The Mood’ (1939) op velerlei legerbases gespeeld en gewaardeerd. Het haalde ook de radio en dat maakte de Duitsers jaloers, die probeerden Millers platen te onderscheppen.

Het feit dat de Duitsers ook naar de Amerikaanse radio luisterden, lieten de Amerikanen ook in hun voordeel werken. De in Berlijn geboren Marlène Dittrich, tijdens de oorlog woonachtig in Amerika, werd door Hitler gevraagd terug te keren omdat hij in de actrice en zangeres een boegbeeld zag voor zijn rijk. Ze weigerde en ging zelfs anti-Duitsland liederen zingen op de Amerikaanse radio, op momenten dat veel Duitsers luisterden. Omgekeerde propaganda dus. In het (sowieso aanbevelingswaardige) programma ‘Soundtrack van de Bevrijding’ (hier te streamen op NPO Start) staat een reportage over Dittrich.

Onderzoek aan de Radboud Universiteit leert ons dat velen de bevrijding muzikaal associëren met swingmuziek (zoals The Ramblers), hymnes en marsmuziek. Het was enorm veelzijdig én er werden Amerikaanse en Britse invloeden volop geaccepteerd (omdat het natuurlijk lang niet was toegestaan), wat later de deur naar Amerikaanse en Britse popmuziek openzette. Nederlandse bevrijdingsliedjes waren er wel, maar bleven in de luwte. Waarschijnlijk het bekendste Nederlandse nummer uit deze tijd is ‘Trees Heeft een Canadees’. Ook het genre nederhawaiian laait op, met bijvoorbeeld ‘Er hangt een paardenhoofdstel aan de muur’. Oorlogsmuziek met een vette knipoog. We waren immers bevrijd.

We sluiten af met het meest bekende lied uit de Tweede Wereldoorlog: ‘We’ll Meet Again’ (1939), in Engeland gebruikt om de vertrekkende soldaten uit te zwaaien. Tegenwoordig is het de traditionele afsluiting van het bevrijdingsconcert in Amsterdam. De muziek tijdens de Tweede Wereldoorlog omvatte zodoende veel facetten van typische oorlogsmuziek: propaganda, de radio bespelen, vrijheid vieren, uitzwaaien en verbinden. Belangrijk ook dat het, door de Amerikaanse en Britse invloeden, de deur openzette voor de toekomst van popmuziek.